Vrijdag 10 april 2020
Mijn vader wekte ons vanochtend, hij was bang: ‘Snel eruit allemaal, er is brand!’ We haastten ons de tent uit.
De brand kon snel worden geblust. Twee tenten vlakbij ons zijn compleet afgebrand. De tenten zijn van plastic en van stof, heel brandbaar.
Deze keer geen gewonden, maar op 17 maart is een meisje helemaal verbrand, ik heb haar gezien. Sindsdien zijn mijn broertje en ik al bang en gestrest als we ergens rook zien.
Toen ik een beetje bekomen was, ging ik douchen. Er was alleen koud water en ook dat hield er halverwege mee op. En mijn vader kwam terug van de kantine zonder lunch: het was op. We vulden onze magen met brood en thee met suiker.
Tussen al deze nare dingen door gebeurde er toch nog iets vrolijks: buren vertelden dat ze een verblijfsvergunning hebben gekregen. We zijn blij voor hen.
Toen ik later theedronk met mijn moeder kwam mijn broertje de tent binnenrennen: ‘Mama mama, mijn vriend zegt dat er weer brand komt en dat we zullen verbranden!’
Hoe of wanneer kunnen wij deze ellende achter ons laten?
Fragmenten (in Farsi) van onze whatsappgesprekken met Atifa:
بعد از اینکه از شوک در اومدم رفتم دوش بگیرم. آب گرم نبود و فقط آب سرد بود و اونهم بعد از یه مدت قطع شد.
بابام از صف غذا برگشت متأسفانه غذا تموم شده بود و بدون غذا اومد و ما مجبور شدیم با نون و چای شیرین شکممونو پر کنیم.